Ik ben een paar dagen met m’n vriend J mee op een soort van food-safari in Israël en hij heeft direct de eerste dag een verrassing in petto. We zijn vannacht geland in Tel Aviv en na een paar uurtjes zijn wel alweer op stap met vriend Mottie in een iets te kleine auto. Dat iets te klein valt best mee maar het is slanke Mottie achter het stuur met 3 grote jongens voor en achter, en dan 3 uur rijden naar het midden van het land. De beloning is groot, we zijn op het laagste punt van de aarde, zo rond de 400 meter onder de zeespiegel, de zon schijnt en het is 24ºC.
We vinden een soort van kleedruimte en voordat ik het weet doe ik een soort schervendans over dikke zoutkorrels en lig ik in het water. Het is een bizarre belevenis, wat je ook doet, je krijgt zeker 40% van het lichaam niet onder water. Een gewaarschuwd mens telt voor twee, en J had me al gewaarschuwd voor het water verlaten, dat lukt echt alleen maar als je met je handen de bodem kunt raken. Het is onmogelijk je benen op de grond te krijgen als je geen houvast hebt, en die begint pas onder de knie. De dode zee is 10 keer zo zout als de Noordzee en je wordt dan ook aangeraden er niet langer dan een kwartier in te liggen en je daarna direct uitgebreid met zoetwater te douchen.
De lunch na de zwempartij is spectaculair, als je het tenminste spectaculair vindt om in het laagste restaurant van de wereld te eten, op – 420,43 meter…?
Mijn telefoon heeft een dieptemeter (eigenlijk meer een hoogtemeter) en die geeft iets anders aan, een kniesoor… De rest is minder spectaculair maar prima. Falafel, aubergine en tabouleh, er zullen er nog veel volgen…